middels
- mid·dels
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1914 [1]
- bijwoord: afleiding van middel met het achtervoegsel -s dat bijwoorden vormt[2]
- voorzetsel: leenvertaling van Duits mittels[3]
middels
- (verouderd) tussen twee uiteinden
middels
- door gebruik te maken van
1. door gebruik te maken van
de middels mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord middel (smalste deel van het lichaam tussen heupen en borstkas)
- Het woord middels staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "middels" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "middels" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ middels op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be