Svoboda | Graniru | BBC Russia | Golosameriki | Facebook
Aller au contenu

aanleren

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Composé de la particule séparable aan et du verbe leren (« apprendre »).
Présent Prétérit
ik leer aan leerde aan
jij leert aan
hij, zij, het leert aan
wij leren aan leerden aan
jullie leren aan
zij leren aan
u leert aan leerde aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben aanlerend aangeleerd

aanleren \Prononciation ?\ transitif

  1. Apprendre.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]