bees
- bees
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bees | bezen |
verkleinwoord |
de bees m (Zuid-Nederlands)
vervoeging van |
---|
bijzen |
bees
- enkelvoud verleden tijd van bijzen
- Ik bees.
- Jij bees.
- Hij, zij, het bees.
- Ik bees.
- bees
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bees | beeste |
bees
- (evenhoevigen), (veeteelt) rund
- (persoon), (dysfemisme) onbeschoft mens
- bees
bees mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bee
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woorden in het Afrikaans
- Woorden in het Afrikaans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Evenhoevigen in het Afrikaans
- Zoogdieren in het Afrikaans
- Veeteelt in het Afrikaans
- Persoon in het Afrikaans
- Dysfemisme in het Afrikaans
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Engels