hanenveer
Uiterlijk
- ha·nen·veer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hanenveer | hanenveren |
verkleinwoord | hanenveertje | hanenveertjes |
- een van de kleurige veren van de staart van een haan
- De grote Ryszard Kapuscinski legt in een van zijn boeken uit dat de wereld waaruit deze mannen en vrouwen afkomstig zijn een karige wereld is, zozeer gespeend van materiële luxe dat aan dingen een betekenis wordt toegekend die hun materiële betekenis te boven gaat: een hanenveer kan een lantaarn worden die in de duisternis het pad verlicht, een druppel olie kan een schild worden dat kogels afweert. Het is metafysica in haar hoogste verschijningsvorm, gewrocht door de wil van de mens om deze simpele voorwerpen te zalven, te wijden en te verheffen. [3]
- Een korset van leer en staal combineert hij met een wollen mantelpakje, of hij tuigt zijn korsetten op met donkergroene glimmende hanenveren, een col van lang blond mensenhaar en franjes van kralen. [4]
- vechtersbaas, ruziezoeker
- bazige vrouw
- pronker
- Het woord 'hanenveer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hanenveer" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ hanenveer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Moses Isegawa Ontsproten aan een zandige bodem
- ↑ NRC Lukas Keijser 2 augustus 2001 Van kinky naar couture
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be