haust

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: [ˈhæʉst]

Woordafbreking

• haust

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Oudnoorse naamwoord haust

Werkwoord

haust

1. gebiedende wijs van hausta

Schrijfwijzen

• hausta
• hauste

Werkwoord

haust

1. gebiedende wijs van hauste

Schrijfwijzen

• hausta
• hauste

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	haust	hausten	haustar	haustane

Zelfstandig naamwoord

haust m

1. herfst, najaar
2. (figuurlijk) ouderdom (hoge leeftijd)
3. oogst, het oogsten (het halen van landbouwproducten van het land)
4. (figuurlijk) opbrengst (b.v. van medailles)

Synoniemen

• [1-4]: Noors: høst

Afgeleide begrippen

   

[1]: haustasters [1]: haustheite [1]: haustbergknapp [1]: haustblote [1]: haustbløyte [1]: haustbrun [1]: haustbygg [1]: haustbær [1]: haustdag [1]: haustaple [1]: haustfarge [1]: haustgilde [1]: haustgul [1]: hausthavre [1]: haustjamdøger [1]: haustjamdøgn [1]: haustkald [1]: haustkveite [1]: haustkveld [1]: haustlandskap [1]: haustleg [1]: haustluft [1]: haustmarinykel [1]: hausmarinøkkel

[1]: haustmørke [1]: haustmørker [1]: haustnatt [1]: haustonn [1]: haustpart [1]: haustpløye [1]: haustregn [1]: haustrug [1]: haustsal [1]: haustsemester [1]: haustsesjon [1]: haustsesong [1]: haustside [1]: haustslakting [1]: hauststorm [1]: haustsæde [1]: haustsåd [1]: hausttakkefest [1]: haustid [1]: haustutstelling [1]: haustutstilling [1]: haustvasshår [1]: haustvinne [1]: haustvæte

Uitdrukkingen en gezegden

• [1]: i fjor haust

het afgelopene najaar

• [1]: til hausten

ten herfst

• [1]: neste haust

het volgende najaar

• [2]: i livsens haust

in de ouden dagen
in de latere leeftijd