tros

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  tros    (hulp, bestand)
• IPA: / trɔs / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• tros

Woordherkomst en -opbouw

• van Middelnederlands tors
• [3] van Middelnederduits trosse
• [4] via Duits Troß van Frans trousse, in de betekenis van ‘legertros’ voor het eerst aangetroffen in 1542

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	tros	trossen
verkleinwoord	trosje	trosjes

Zelfstandig naamwoord

de tros m

1. (biologie) bloeiwijze
2. bundel vruchten die uit een dergelijke bloeiwijze voortkomen
3. (scheepvaart) een uit minstens drie kardelen geslagen touw dat dikker is dan een lijn (4 cm omtrek)
4. (militair) door een leger meegevoerde bagage en reserves en de daarbij gebruikte voertuigen en personen

Hyponiemen

• aalbessentros, bloemtros, druiventros, legertros, meertros, sleeptros

Afgeleide begrippen

• trosbes, trosbosbes, trosdravik, trosgamander, trosgierst, troshaver, troskers, trosnarcis, trostomaat, trosvlier

Verwante begrippen

• kabel, lijn, touw

Vertalingen

    1. (biologie) bloeiwijze   

Duits: Traube (de) v Engels: raceme (en)

Frans: grappe (fr) v, bouquet (fr) m, trochet (fr) m Spaans: corimbo (es) m

    2. de bundel vruchten die uit een dergelijke bloeiwijze voortkomen   

Duits: Traube (de) v Engels: cluster (en), bunch (en), string (en) Frans: grappe (fr) v, régime (fr) m

Papiaments: tròshi Spaans: racimo (es) m

    3. een scheepskabel   

Duits: Trosse (de) v Engels: hawser (en), cable (en) Frans: câble (fr) m Italiaans: cima (it) v, gomena (it) v, cavo (it) m, canapo (it) m

Portugees: espia (pt) v, amarra (pt) v Spaans: estacha (es) v, amarra (es) v, cable (es) m, cabo (es) m Zweeds: tross (sv)

Werkwoord

vervoeging van
trossen

tros

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trossen
   

   • Ik tros. 

2. gebiedende wijs van trossen
   

   • Tros! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trossen
   

   • Tros je? 

Anagrammen

• rost, rots, stro, tors

Gangbaarheid

• Het woord tros staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tros" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.